Categoriearchief: Werkgeluk
Bij evenementenbureau Niquell uit Hoogeveen werken alle medewerkers naast hun reguliere werk aan een sociaal maatschappelijk project. Dat is min of meer bij toeval zo gegroeid, maar blijkt een gouden zet als het gaat om het binden van medewerkers en gezond werken. Oprichter en mede-eigenaar Monique Huizenga vertelt hoe deze manier van werken is ontstaan.
Monique richtte Niquell in 2010 op, na eerst in de zakelijke dienstverlening en de zorg te hebben gewerkt. Twee totaal verschillende sectoren, die elk om andere redenen niet (meer) bij Monique bleken te passen. Toen ze voor zichzelf begon, wilde ze het beste uit beide werelden combineren. Dus een zakelijk, commercieel bedrijf, met ruimte voor sociaal maatschappelijke projecten.
Het zit in het DNA
‘Deze manier van werken is dus niet bedacht om iets te doen aan medewerkertevredenheid of binding, het zit in het DNA van het bedrijf,’ legt Monique uit. Al snel had Niquell te veel werk voor Monique alleen en kwam Myrthe Strijker erbij, eerst als medewerker en later als compagnon. Inmiddels bestaat het team uit zes vaste medewerkers en acht stagiairs. ‘Dat we allemaal aan een sociaal maatschappelijk project werken is zo gegroeid. Myrthe en ik vinden dit als eigenaren belangrijk en medewerkers gaan daar automatisch in mee’, vertelt Monique.
Tijdens sollicitatiegesprekken blijkt het geregeld een bron van motivatie voor kandidaten. Monique: ‘We vragen altijd: wat is je beeld van ons bedrijf? Vaak krijgen we dan terug van sollicitanten dat we evenementen organiseren en ons ook richten op maatschappelijke projecten. Dat spreekt blijkbaar aan. Maar dat is niet waarvoor we het doen.’
Maatschappelijke projecten
Structureel zijn er drie projecten waar Niquell zich voor inzet: Omarm Groningen, Assen voor Assen en VMBO on stage Hoogeveen. De projecten in Groningen en Assen zijn erop gericht om bedrijven en maatschappelijke organisaties met elkaar in contact te brengen, bijvoorbeeld door het organiseren van een challenge waarbij ze de samenwerking kunnen opzoeken op een maatschappelijk thema.
VMBO on stage is een landelijk concept waarvoor Niquell de organisatie in Hoogeveen doet. ‘Omdat VMBO-leerlingen al vroeg een keuze voor werk moeten maken, is dit project erop gericht hen in aanraking te laten komen met het bedrijfsleven, met onder andere een doe-dag waarop ze kunnen ervaren wat het werk inhoudt’, vertelt Monique.
Voor al deze projecten krijgt Niquell betaald, maar dat is een maatschappelijk (dus lager) tarief. Daarnaast steekt het bedrijf er ook eigen uren in, die medewerkers wel uitbetaald krijgen.
Gezonde gewoontes
Naast de drie vaste maatschappelijke projecten, is Niquell op dit moment druk met de organisatie van Walk and dance to fight cancer. Alle acht stagiaires werken daaraan. Behalve de organisatie van het evenement, verdiept het team zich ook inhoudelijk in het onderwerp en nemen ze zelf deel. Monique: ‘We hebben het Antoni van Leeuwenhoekziekenhuis bezocht om te zien waar de opbrengst aan wordt besteed en lopen als team drie keer mee.’
Bijkomend voordeel van dat meelopen: er wordt door iedereen meer gewandeld. ‘We hebben een Strava-app om elkaar te motiveren en collega’s gaan vaker wandelen in de lunchpauze. Doordat we in ons werk zoveel met deadlines te maken hebben wordt er snel gezegd: we werken even door tijdens de lunch. Dus het is voor ons wel goed om een stok achter de deur te hebben. Sinds we dit doen zie ik dat er meer bewogen wordt en mensen ook bewuster gaan eten’, vertelt Monique.
Meedenken over de inrichting van het bedrijf
Binnen Niquell is er geen beleid voor gezond werken. ‘We vinden het wel belangrijk, maar we zijn een kleine club en hebben niet zo’n soort agenda’, licht Monique toe. Wel is het bedrijf bezig met professionaliseren, en daar hoort dit thema ook bij. ‘We zijn geleidelijk gegroeid en kijken samen met het team welke stappen we kunnen zetten om het bedrijf nog beter in te richten. Daarbij hoort het professionaliseren van processen, maar ook een visie ontwikkelen op welzijn en gezondheid’, aldus Monique.
Het team is heel divers qua leeftijdsopbouw en dat neemt verschillende wensen en waarden met zich mee. ‘Mijn vader zei altijd: van werken ga je niet dood’, vertelt Monique. ‘Ik heb altijd hard moeten werken om mezelf te bewijzen en nu vind ik mijn werk gewoon heel erg leuk. Dan draaf ik wel eens door, om eerlijk te zijn. Jongeren kijken anders naar werk, willen meteen parttime werken. Ik begrijp dat niet altijd. Maar misschien is dat wel verstandiger dan hoe ik het doe.’
Van waarde zijn, erbij horen en iets toevoegen
Het werk in de evenementenbranche komt met pieken en dalen. Met name het voor- en najaar zijn erg druk en dan wordt er van medewerkers weleens iets extra’s verwacht. Door het in de zomer en winter rustiger aan te doen, is er door het jaar heen wel ruimte voor balans. Bovendien zit het risico op overspannenheid volgens Monique in iets anders dan hard werken. ‘Volgens mij word je veel sneller overspannen van gezeur op je werk, niet gewaardeerd worden, een baan waar je het niet naar je zin hebt. Als je het gevoel hebt dat je van waarde bent, ergens bij hoort en iets toevoegt, dan kun je veel meer aan.’
In de evenementenwereld is de sky vaak de limit. Juist door dan iets te doen met een kleiner budget maar veel impact kun je veel waarde toevoegen, vindt Monique. ‘Eén van de mooiste voorbeelden vind ik een festival dat wij organiseren voor mensen die psychiatrisch ziek zijn of een verslaving hebben. Ik sprak iemand die al tien jaar dat festival bezoekt en van elk evenement een fotoboek maakt alsof het een vakantie is. Dat raakt me en daar doe ik het voor.’
Met een grote glimlach en een bruinverbrand gezicht laat Rob Ringenier zijn werkplek zien. Achter de schermen bij Wildlands in Emmen is er nog een hele wereld te ontdekken, van het personeelsrestaurant in het Atlastheater naast de hoofdingang, tot de kapschuur en het magazijn achter het apen- en leeuwenverblijf. Rob is helemaal op zijn plek als medewerker logistiek bij Wildlands, en dat is aan hem te zien.
Ruim een jaar werkt Rob nu bij Wildlands. Zijn contract is net verlengd. Begin 2022 kwam hij binnen op een werkervaringsplek en binnen een paar weken kreeg hij te horen dat er een baan voor hem was. Dat het zo snel ging was deels geluk, maar ook te danken aan de inzet en energie van Rob.
Alles kunnen met een prothese
Je ziet het niet aan hem, maar Rob heeft zichzelf en zijn omgeving wat te bewijzen. Hij vertelt: “Ik ben geboren met een misvormde voet. Toen ik vijf jaar was, moest mijn voet geamputeerd worden. Sindsdien heb ik een prothese. Maar ik wilde altijd hetzelfde kunnen als ieder ander, of meer.”
Paardrijden, gymnastiek, waterpolo, voetbal, motorcrossen, er is niets wat Rob niet gedaan heeft. Ook op het werk heeft hij zich nooit laten beperken door zijn handicap. Voordat hij bij Wildlands kwam, werkte hij bijna negen jaar als kippenvanger. Door omstandigheden op het werk kwam hij ziek thuis te zitten, en dat was niks voor hem.
Zijn werkgever meldde hem aan bij Cvites voor bemiddeling naar een nieuwe baan. “Het traject met Geert Hoving begon kwakkelig,” vertelt Rob. “Als je bijna twee jaar thuis zit, is het lastig om weer op gang te komen. Ik vond het moeilijk om op afspraken te komen. Maar toen we eenmaal aan de gang waren ging het snel. Ik vertelde dat ik graag bij Wildlands wilde werken, Geert legde het eerste contact en toen was het heel snel geregeld.”
Hoe meer telefoontjes, hoe beter
Wildlands is niet alleen een klinkende naam om voor te werken. Voor Rob is het een jongensdroom om met mensen én dieren te kunnen werken. Als boerenzoon wordt hij er gelukkig van als hij de koeien (‘mijn vrienden’) in het park op verse takken mag trakteren, maar hij wordt er net zo blij van als hij zijn collega’s kan helpen. Hoe meer telefoontjes, hoe beter, vindt Rob.
Hoewel de meeste collega’s weten van zijn prothese en hij er heel open over is, vergeet je het ook snel als je Rob aan het werk ziet. Dit heeft al eens een hilarische situatie opgeleverd. Na een feest ruimde Rob met een collega een stapel tafels op. De kar, met daarop 16 tafels, ging niet over een drempeltje en dus tilde Rob de kar een eindje op. Dit kon de prothese niet aan.
“Ik belde een collega: ‘Mijn voet is gebroken!’” vertelt Rob lachend. “Iedereen was in rep en roer. De leidinggevende vroeg waar ik was en wilde me komen halen. Ik zei: ‘Dat is niet nodig, ik kom wel naar jou toe.’ Die middag bestelde ik een nieuwe voet en de volgende dag had ik hem in huis. Toen kon ik gewoon weer aan het werk.”
Nadenken over de toekomst
Het afgelopen jaar heeft Rob certificaten behaald voor het besturen van een veegwagen, reachtruck en een shovel. Dat maakt zijn werk steeds makkelijker, en het is ook goed voor zijn kansen op de arbeidsmarkt. Niet dat hij alweer wil gaan solliciteren, maar je weet maar nooit.
“Ik hoop hier nog heel lang te blijven. Maar je moet ook blijven nadenken voor als het niet loopt zoals je hoopt”, zegt Rob. Nog eens twee jaar thuiszitten, dat laat hij niet meer gebeuren. “Ik ben blij dat ik de hele dag wat te doen heb. Dat geeft me ritme en voldoening en dat wil ik graag zo houden.”
Er gaat tegenwoordig geen week voorbij of het gaat over stijgende personeelstekorten en toenemende werkdruk. Vooral in de zorg. Een urgent, maar ook bekend probleem. De vraag is: wat is eraan te doen? In de zoektocht naar oplossingen stuitte Cvites op Isala. Het ziekenhuis in de regio Zwolle heeft werkplezier opgenomen als doelstelling in de strategische plannen. Hoe ziet dat eruit in de praktijk? En wat levert het op?
Margreeth Buning en Marita van Polen geven met hun collega’s van het team HR Vitaliteit handen en voeten aan dit beleid, dat er op is gericht medewerkers op mentaal-, fysiek- en loopbaangebied gezond en fit te houden. ‘Al een aantal jaren op rij staan werkplezier en werkgeluk in de doelstellingen. Dat is niet altijd zo geweest, maar het bestuur en management zien het belang ervan’, vertelt adviseur loopbaan- en mobiliteit Margreeth Buning. ‘Het is een basisvoorwaarde om te zorgen dat mensen goed functioneren, gezond zijn en plezier hebben in werk dat bij ze past.’
Sterk & Fit
Naast een centrum voor loopbaan en mobiliteit waar medewerkers terecht kunnen met al hun loopbaanvragen, is zeven jaar geleden het vitaliteitsprogramma ‘Sterk & Fit’ ontwikkeld. Dit programma bevat onder andere sportactiviteiten, massages, lifestyle-coaching en loopbaancoaching. De afgelopen jaren is ‘Sterk & Fit’ uitgegroeid tot een zorgvuldig gepland pakket dat gebaseerd is op onderzoek naar de behoeftes van medewerkers.
‘Zorgverzekeraar Zilveren Kruis betaalt mee aan het programma. Zij stelden de voorwaarde dat er meer evidence based interventies (maatregelen waarvan het effect bewezen is) in het programma werden opgenomen’, vertelt arbeids- en organisatiedeskundige Marita van Polen. Daarom is Isala een samenwerking aangegaan met onderzoeks- en adviesbureau Nolost, dat ondersteuning biedt bij het behoeftenonderzoek.
Uit dit onderzoek onder medewerkers blijkt dat verpleegkundigen, arts-assistenten en analisten het meest onder druk staan. Maar hun behoefte verschilt niet zoveel van andere disciplines. Marita: ‘Zowel voor mensen die al onder druk staan als voor de collega’s die lekker in hun vel zitten, spelen dezelfde thema’s. Naast een continu, breed aanbod, hebben we daarom het eerste halfjaar extra aandacht gegeven aan ontspanning, bijvoorbeeld met massagestoelen. Daarna lag de focus op gezond koken in weinig tijd, met onder andere een receptenapp en een suikerchallenge. Vanaf januari dit jaar is het thema omgaan met druk.’
Stoelmassage op de afdeling
De meest succesvolle onderdelen uit de verschillende thema’s worden opgenomen in het continue aanbod. Zo ontstaat er een breed programma dat aansluit op de behoeften van de medewerkers. ‘Alles wat je naar de mensen toe brengt, werkt heel goed. Dat is ons grootste leerpunt uit het eerste thema’, vertelt Marita. ‘Een stoelmassage van 20 minuten op de afdeling klinkt simpel, maar als je op je tandvlees loopt dan is een paar minuten ontspanning al heel veel waard. En het is een manier om te laten zien dat je medewerkers belangrijk vindt.’
Een programma in elkaar zetten en delen op intranet is niet voldoende, zo ontdekten ze bij team HR Vitaliteit. ‘De mensen op de werkvloer openen als eerste hun patiëntendossiers. Meestal gaan ze dan meteen aan de slag. Als er ergens een gaatje is, openen ze hun mail, en pas daarna lezen ze eens iets op intranet. Je wilt ook de mensen bereiken die daar niet aan toekomen’, zegt Margreeth.
Mensen bereiken met een fruitmand
En dus trekt de afdeling alles uit de kast om het onderwerp onder de aandacht te brengen, met acties die passen bij het betreffende thema. Voor gezond koken in weinig tijd werden bijvoorbeeld fruitmanden rondgebracht met flyers over het thema. Het is een continue uitdaging om alle 7000 medewerkers te bereiken.
Al die aandacht en inspanning is erop gericht dat mensen fit en vitaal blijven of dat weer worden. Margreeth: ‘We vinden het belangrijk om te zorgen dat mensen niet onnodig ziek worden of ongewenst de organisatie verlaten. We willen iets sociaals bieden aan mensen, een goede werkgever zijn. En ik ben ervan overtuigd dat dit uiteindelijk ook nog eens geld oplevert.’
Positief loopbaanbeleid
Ook het thema loopbaan en mobiliteit wordt vanuit deze visie benaderd. Margreeth: ‘De afdeling bestaat nu twintig jaar. We hebben vanaf dag één benadrukt dat loopbaan en mobiliteit erop gericht is om zelf je toekomst sturing te geven en werk te doen wat bij je past. De ondersteuning die wij bieden is er met name op gericht om medewerkers een (nog) beter passende plek te laten vinden en interne doorgroeimogelijkheden te bieden.’
De organisatie stimuleert leidinggevenden om medewerkers met een loopbaanvraag aan te moedigen op zoek te gaan naar antwoorden en niet op de rem te trappen uit angst dat diegene dan vertrekt. Het antwoord op een loopbaanvraag kan namelijk ook zijn dat iemand met nieuwe inzichten en energie blijft, al dan niet in een andere functie of rol. Sterker nog, het gebeurt geregeld dat mensen die de organisatie wél verlaten, later toch weer terugkomen bij Isala.
Ondanks de positieve benadering gebeurt het ook Margreeth nog wel eens dat ze een medewerker spreekt die niets weet van het bestaan van het Centrum Loopbaan en Mobiliteit. Het thema onder de aandacht blijven brengen, is dus ook hier het devies. Daarom wordt sinds een aantal jaren ook in de jaargesprekken aandacht besteed aan de onderwerpen loopbaanplanning en werkplezier.
Een voorbeeld in de regio
Alle aandacht voor werkplezier blijft ook buiten Isala niet onopgemerkt. Andere zorginstellingen tonen interesse in de Isala-aanpak. ‘Ik denk wel dat we één van de zorginstellingen uit de regio zijn die hier het verst mee zijn’, vertelt Marita trots.
Toch blijft er ook altijd iets te wensen over. ‘Sterk en fit is nu nog teveel gericht op individuele medewerkers. Ik zou graag willen dat het meer onderdeel wordt van een team, of van het organisatieklimaat’, zegt Marita. ‘Bijvoorbeeld een thema als omgaan met druk. Daar kan je wel in je eentje actie op ondernemen, maar veel sterker is het om dit samen te doen.’
‘Op mijn verlanglijstje staat dat we meer gaan denken in taken in plaats van in functies’, vult Margreeth aan. ‘Door flexibeler te zijn in werktijden, diensten en functieprofielen kun je meer mensen voor de organisatie behouden en ziekteverzuim voorkomen. Het is een vergezicht en soms lastig in te passen in een grote organisatie waar veel druk op staat, maar we hebben iedereen nodig. Ik denk dat we hierin wel zullen moeten, als we inclusief willen zijn en al het potentieel willen benutten dat er is.’
Hoe verantwoordelijk is de werkgever voor het geluk van medewerkers? Woningcorporatie Wierden en Borgen is ervan overtuigd dat gelukkige medewerkers beter presteren. Daarom bieden ze medewerkers jaarlijks het programma Rendement van Geluk. Dit alternatief voor een medewerkertevredenheidsonderzoek geeft inzicht in de mate van geluk, thuis én op het werk. Vervolgens is het aan de medewerker om iets met die inzichten te doen.
Esther Smit was net begonnen als adviseur P&O bij Wierden en Borgen toen vanuit de afdeling Financiën werd voorgesteld het programma ‘Rendement van Geluk’ in te voeren. ‘Er was de wens dat medewerkers meer eigen regie zouden pakken en dit programma past daar beter bij dan een medewerkertevredenheidsonderzoek’, vertelt Esther.
In plaats van een vragenlijst waarin medewerkers hun werkgever beoordelen, gaat het programma uit van zelfsturing. Aan de hand van de antwoorden op de ‘Gelukkig Leven Test’ krijgt elke medewerker een persoonlijk gesprek om inzicht te krijgen in hun mate van geluk en hoe ze dit kunnen beïnvloeden. Daarnaast geven alle testresultaten samen de mogelijkheid om verbeterpunten op team- en organisatieniveau te analyseren.
Gemiddeld een 7,7
Wierden en Borgen deed een pilot met de afdeling Financiën en Ondersteuning en een jaar later werd het programma in de hele organisatie uitgerold. In drie jaar tijd is het gemiddelde gelukscijfer gestegen van een 7,3 naar een 7,7. ‘Een heel mooi cijfer,’ vindt Esther. ‘Zeker voor nuchtere Groningers, die geven niet zo snel een tien.’
Het geluk wordt gemeten aan de hand van vijf thema’s: Veiligheid, stabiliteit en zekerheid, Relaties en liefde, Voldoening, waardering en erkenning, Zelfontplooiing en Betekenisvol leven. Het eerste thema is de basis. ‘Als dat niet op orde is, heb je geen ruimte voor het volgende. Iemand die zich niet veilig voelt, is niet met zelfontplooiing bezig’, legt Esther uit.
Het thema waar Wierden en Borgen dit jaar extra aandacht voor heeft, is waardering en erkenning. Ook hier wordt gezocht naar de eigen invloed van medewerkers. Esther: ‘Het idee is dat het hele team ermee aan de slag gaat, niet alleen de leidinggevende. Wat is waardering en erkenning? Wat heb je nodig? Door het daar met elkaar over te hebben leer je elkaar beter kennen, voel je meer verbinding en loop je ook een stap harder voor elkaar.’
Mensen komen in beweging
Behalve een hoger gemiddeld gelukscijfer heeft het programma vooral beweging opgeleverd, ziet Esther. Een medewerker met een dubbelfunctie heeft voor één functie gekozen, een andere medewerker die niet op zijn plek zat is doorgegroeid binnen de organisatie.
‘Uiteindelijk wil iedereen op een plek werken waar zijn talenten tot hun recht komen. Als organisatie willen we hier graag aan bijdragen, maar wel binnen de kaders van de corporatie. Als iemand graag interieurfoto’s maakt kan dat wellicht onderdeel zijn van het takenpakket, maar wanneer een medewerker daar zijn volledige werk van wil maken dan zal hij op zoek op moeten naar een ander type organisatie’, licht Esther toe.
Holistische benadering van mensen op hun werk
Ook voor haarzelf heeft het programma veel inzicht opgeleverd, zegt Esther. Zowel privé als op het werk maakt ze scherpere keuzes. Ook is ze begonnen met de leergang ‘Rendement van Geluk’ aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.
‘Het is een interessante studie die me bevestigt in mijn kijk op mensen en werk’, zegt Esther. ‘Ik heb een holistische benadering: mensen nemen hun werk mee naar huis en vice versa. Door je hier als werkgever van bewust te zijn kun je mensen beter faciliteren. Wat niet betekent dat je al hun problemen moet oplossen.’
Af en toe een rotdag
Aandacht hebben voor geluk betekent niet dat mensen altijd gelukkig moeten zijn. Integendeel, vindt Esther. ‘Soms heb je gewoon een rotdag, en dat mag er ook zijn. Wij gebruiken het woord ‘geluk’, de Engelsen zeggen ‘wellbeing’, dat dekt wat mij betreft meer de lading. Daar hoort ook veerkracht en het omgaan met tegenslag bij.’
Die veerkracht zit hem volgens Esther vooral in de kwaliteit van relaties. ‘We leven in een individualistische maatschappij, gericht op consumeren. Maar als je mensen vraagt waar ze de meeste waarde aan hechten dan zijn het vaak toch relaties, verbindingen die ze met anderen aangaan. Gewoon met elkaar in gesprek zijn, dat is toch de basis.’
Een geluk bij een ongeluk, dat is het verhaal van Asia Poliwka in een notendop. Ruim een jaar geleden kwam ze bij Cvites terecht. Ze kon haar werk bij vleesverwerker Heijs Food Products niet meer doen en moest op zoek naar een andere baan. Terugkijkend is dat misschien wel het beste wat haar is overkomen, zo blij is ze met haar nieuwe baan bij metaalbewerkingsbedrijf Priema Cetra in Hardenberg.
‘Iedereen lacht de hele tijd’, zo beschrijft Asia de sfeer op haar nieuwe werkplek. ‘Als ik iets nodig heb is er altijd wel een collega op de werkvloer die wil helpen en ook op kantoor zijn ze erg behulpzaam.’ Zo heeft Asia net haar heftruckcertificaat gehaald en wordt er nu gekeken of ze kan leren lassen. Een dagje vrij is, ondanks het werken in twee ploegen, makkelijk te regelen.
Wat ook helpt, volgens Asia, is de afwisseling in taken. Ze staat bijna nooit twee dagen achter elkaar op dezelfde plek. De ene dag buigt ze metalen strips tot frames voor autoruiten, de andere dag doet ze licht assemblagewerk of controleert ze een eindproduct. Dit is bewust beleid bij Priema Cetra: het maakt het werk niet alleen leuker, maar voorkomt ook blessures die bij eenzijdig werk wel kunnen optreden.
Van Polen naar Nederland
De stoere, nuchtere wereld van de metaalbewerking past bij Asia. Als jong meisje wilde ze net als haar vader in Polen bij de brandweer. Het liep anders. Ze begon met een studie Engels, maar toen die na een jaar niet meer te betalen was vertrok ze met haar vriend naar Nederland. Ze zouden een paar maanden gaan, voor het avontuur en het geld. Het avontuur is inmiddels twaalf jaar geleden en Asia en haar vriend hebben een leven in Nederland opgebouwd.
‘Het leven in Polen is zwaarder, duurder, moeilijker voor ‘gewone mensen’ dan hier in Nederland’, vertelt Asia. ‘Hier kun je een keertje naar een restaurant, een dagje uit gaan. In Polen moet je wel een heel goede baan hebben om dat soort dingen te kunnen doen. Je moet met z’n tweeën fulltime werken om rond te kunnen komen.’
Jarenlang werkten Asia en haar vriend in dezelfde fabriek. ‘We stonden de hele dag naast elkaar en deden hetzelfde werk, ’s avonds thuis waren we dan wel uitgepraat. Nu ik ergens anders werk hebben we elkaar tenminste iets te vertellen’, lacht Asia. Het was de kou in de fabriekshal waar Asia niet tegen kon. In de warme hal bij Priema Cetra voelt ze zich als een vis in het water.
Werkervaringsplaats pakt goed uit
Haar nieuwe werkgever is blij met de komst van Asia, vertelt HR manager Anouk Arends. ‘Asia is de eerste die via een werkervaringsplaats in het tweede spoor bij ons is binnengekomen en dat heeft heel goed uitgepakt. Ik ben er niet heel bewust naar op zoek geweest, maar toen Wilma van Cvites belde stonden we er wel meteen voor open. We hebben bijvoorbeeld ook veel praktijkschool-leerlingen en vinden het belangrijk om iedereen een kans te geven.’
Dat Asia het zo naar haar zin heeft is een compliment voor het bedrijf, dat naar eigen zeggen ‘werkgeluk niet zo op de agenda heeft staan’. Veel te hip, volgens Anouk. Het ‘geheim’ van al die lachende mensen op de werkvloer zit hem volgens haar juist in de no-nonsens-cultuur van het bedrijf. Een directeur-eigenaar die iedere dag op de vloer te vinden is, goed contact tussen het kantoor en de fabriek en verder vooral niet te gek doen.
Mensen gelukkig en gezond houden
Het lage personeelsverloop en een verzuim van maximaal 2 procent zijn een teken dat Priema Cetra het goed doet als werkgever. Maar Anouk is zich als HR-adviseur bewust van het belang van gelukkige en gezonde medewerkers, ook als het goed gaat: ‘Je moet oppassen dat je er niet te weinig aandacht aan besteedt. We merken dat we bij de jongere medewerkers meer ons best moeten doen om ze tevreden te houden. Ze willen vaak wat meer zelfsturing en willen zich ook meer ontwikkelen dan hun oudere collega’s.’
Ook duurzame inzetbaarheid is een thema binnen Priema Cetra, al geldt dat met name voor de fabriek in Hoevelaken, waar het werk fysiek zwaarder is. Binnen het nuchtere bedrijf praat niet iedereen graag over zijn/haar gezondheid of ontwikkeling, dus wordt het thema zo praktisch mogelijk besproken. Maatregelen zoals meer roulatie tussen functies en praktijkgerichte cursussen zorgen dat medewerkers het werk langer volhouden en uitgedaagd blijven.
Voor Asia is het in ieder geval precies goed. Ze wil zoveel mogelijk leren. Niet alleen op het gebied van techniek, maar ook haar Nederlands en computervaardigheid wil ze ontwikkelen, zodat ze in de toekomst misschien nog eens op een kantoor kan werken. Maar voorlopig hoeft Asia niets anders. ‘Als het zo blijft, kan ik hier met plezier nog minstens tien jaar werken.’
Voordat Dia Vos aan een zangsessie begint, haalt ze een paar keer diep adem. Ze laat haar eigen beslommeringen los, laadt zich op en richt zich dan volledig op de persoon voor wie ze komt. Als Zorg-Zangeres zingt ze voor en met mensen met een hersenaandoening. Zo combineert ze haar passie voor muziek en zorg: de mooiste baan die ze voor zichzelf kan wensen.
‘Ik heb altijd gezongen’, vertelt Dia. ‘Maar ik heb het nooit als een beroep gezien. Zingen is een hobby.’ Dus toen ze na de middelbare school een opleiding en een beroep moest kiezen, kwam het niet in haar op om een professionele zangcarrière na te streven. Ze wilde iets met mensen doen. Het toeval hielp een handje en zo werd Dia apothekersassistente.
Jarenlang haalde ze veel voldoening uit haar werk in de apotheek. Daarnaast is ze altijd blijven zingen, in verschillende koren en ensembles. Maar toen ze enkele jaren geleden door omstandigheden het werk in de apotheek niet meer kon doen, werd ze aan het denken gezet. ‘Ik vroeg mij af: Waar ben ik nou geschikt voor?’ zegt Dia. ‘Ik wil iets met mensen doen en ik wil mijn zangtalent benutten.’
Het effect van aandacht
Eigenlijk begon die wens al eerder, toen haar moeder in een verzorgingshuis terechtkwam. In eerste instantie had Dia een praktische, verzorgende rol voor haar moeder. Tot ze een keer samen met haar moeder naar een CliniClown ging. ‘Ik was echt verrast door het positieve effect van die CliniClown. Dan zie je wat aandacht en complimenten doen voor een mens. Het idee dat ze weer even echt gezien worden, ergens aan meedoen, daar worden mensen echt blij van.’
Door voor haar moeder te zingen kon Dia veel langer contact houden met haar moeder, ook al waren gesprekken niet meer mogelijk. Zo heeft ze persoonlijk ervaren wat het effect is van muziek op iemand met dementie. Dus toen ze op zoek moest naar ander werk, waren ‘zorg’ en ‘zingen’ de sleutelwoorden.
Opleiding tot Zorg-Zangeres
Dia voerde deze woorden in op Google en stuitte op de opleiding tot Zorg-Zangeres van Zingen in de Zorg. Dit was precies wat ze zocht. Hier leerde ze hoe ze haar ervaring als zangeres kan toepassen voor mensen met geheugenproblemen en kreeg ze een theoretisch kader bij wat ze zelf al had ervaren: hoe zingen mensen met geheugenproblemen kan helpen kwaliteit van leven te behouden.
‘Eén van de methodes die ik heb geleerd, is de drie V’s: verstillen, vertragen en verzachten’, vertelt Dia. ‘Je moet er rekening mee houden dat iemand niet meer zo snel kan, of overprikkeld kan raken. En verstillen betekent ook dat je voor de deur je bagage achter je laat. Je komt met een lege agenda en bent er echt helemaal voor die ander.’
Repertoire op maat
Van tevoren spreekt Dia met familie of zorgverleners het repertoire af. Hierbij gaat ze uit van het geboortejaar plus vijftien tot vijfentwintig jaar. De muziek uit die periode is vaak wat het beste in het geheugen is opgeslagen. De achtergrond maakt ook uit: luisterde iemand naar de radio of kwam hij vooral via de kerk met muziek in aanraking? Zo stelt Dia een map samen met muziek die past bij degene voor wie ze zingt.
Dia: ‘Als ik begin met een sessie, zorg ik altijd eerst dat iemand zich op zijn gemak voelt. Dan vraag ik of iemand samen wil zingen of liever eerst even wil luisteren. Soms herhalen we een lied, en als ik voel dat het niet aanslaat zing ik één couplet en ga ik door met het volgende. Als het goed gaat daag ik mensen uit, bijvoorbeeld door hun favoriete lied heel zachtjes te zingen, of sneller. Het is echt maatwerk. Ik kan niet van 10.00 uur tot 11.00 uur een sessie doen en dan om 11.00 uur meteen door met de volgende. Ik moet zelf ook altijd even landen en weer opladen voor de volgende.’
Blij met kleine dingen
Inmiddels heeft Dia een aantal vaste adressen waar ze wekelijks of tweewekelijks komt. Ze doet individuele sessies (vaak gefinancierd vanuit het PGB) en zingt ook met groepen. Soms zit de familie erbij, maar het biedt mantelzorgers ook de gelegenheid om juist even iets voor zichzelf te gaan doen.
Het effect? ‘Mensen kijken me meer aan, beginnen verhalen te vertellen, worden alerter. Soms komen er emoties boven’, vertelt Dia. Zelf leert ze ook van haar cliënten. Ze ziet hoe blij ze kunnen zijn met kleine dingen zoals een kop koffie. ‘Laatst zong ik met een groep en deed ik wat rek- en strekoefeningen om op te warmen. Een vrouw in een rolstoel was zo blij dat haar lichaam het zo goed deed, daar kan ik ook echt van genieten’, zegt Dia.
Geluk en voldoening
Wat het werken als Zorg-Zangeres ook met zich mee heeft gebracht, is dat Dia op 61-jarige leeftijd ondernemer is geworden. Ze heeft haar eigen website, flyer en visitekaartjes gemaakt en veel geleerd over ondernemerschap. Ze deelt haar eigen tijd in, maakt haar eigen afspraken en hoewel het hard werken is geniet ze van de vrijheid en zelfstandigheid.
‘Ik heb echt ontzettend veel geluk dat ik dit werk mag doen’, zegt Dia. ‘Ik haal er zo veel voldoening uit. Het raakt me dat ik iets heb gevonden wat ik zelf niet voor mogelijk had gehouden. Wie verzint het dat je op je zestigste nog iets heel anders gaat doen, dat je iets vindt wat zo goed bij je past? Zo zie je maar: waar de ene deur sluit, gaat een andere open.’
Sommige mensen vinden hun werk zo leuk dat ze er niet aan moeten denken om te stoppen. Zo iemand is Ruud Haagen (69). Vier jaar geleden bereikte hij de pensioenleeftijd, maar in plaats van te stoppen, ging hij in dienst bij McDonald’s. Als opruimer fietst hij drie ochtenden per week door Emmen om zwerfafval op te ruimen. Door weer en wind. Hij zou niet anders willen.
Hij kan best uitslapen hoor, maar op dagen dat Ruud moet werken staat hij om zes uur op. Om half acht drinkt hij een kop koffie met zijn collega opruimer Harrie en vervolgens maken ze samen de parkeerplaats schoon en legen ze de vuilnisbakken. Na nog een kop koffie beginnen ze ieder aan hun eigen ronde op de bakfiets: Harrie op het bedrijventerrein waar McDonald’s gevestigd is en Ruud richting het centrum van Emmen.
In een paar uur tijd verzamelt Ruud met gemak drie vuilniszakken vol zwerfvuil. Niet alleen van de fastfoodketen, alles wat hij tegenkomt raapt hij op. Soms helpt een voorbijganger hem even of steekt iemand zijn duim op. Het werk van Ruud wordt gewaardeerd en dat merkt hij elke dag.
Geen thuiszitter
Ruud is nooit vies geweest van hard werken, vertelt hij. ‘Mijn eerste baan was als machinebankwerker bij DAF. Daarna heb ik 25 jaar als dakdekker gewerkt, tot ik arbeidsongeschikt raakte voor dat werk. Maar thuiszitten is niks voor mij, dus heb ik me ingeschreven bij de Emco (sociale werkvoorziening in Emmen).’
Na een tijd in de gemeentelijke groenvoorziening en een detachering bij de golfbaan in Aalden kon hij via de Emco aan de slag bij McDonald’s. Dit was voor Ruud een schot in de roos. De vrijheid en waardering die hij kreeg bevielen hem zo goed, dat hij aan de bel trok toen zijn pensioenleeftijd naderde.
‘Bij de Emco kon ik niet blijven, maar gelukkig kon ik na mijn pensioen wel bij McDonald’s in dienst komen’, zegt Ruud. ‘Ze vragen me wel eens wanneer ik ga stoppen. Dan zeg ik altijd: als je van me af wilt moet je me wegsturen. Zo lang ik me gezond voel blijf ik gewoon doorgaan.’
Bijzondere ontmoetingen
Vaak komt hij tijdens zijn werk oud-collega’s van de groenvoorziening tegen. Dan maakt hij altijd even een praatje. Ook de handhavers van de gemeente groet hij altijd. En soms komt er iets bijzonders op zijn pad. Zoals een paar weken geleden, toen hij een jonge kraai redde uit de bek van een kat.
‘De kraai had een gewonde vleugel’, vertelt Ruud. ‘Ik heb hem onder mijn jas gestopt, na het werken in de kofferbak gedaan en mee naar huis genomen. Hij kreeg een plekje in de schuur en ik heb hem hondenbrokken gevoerd. Hij kan inmiddels gewoon vliegen, maar hij woont nog steeds bij ons.’
Zonder zijn baan bij McDonald’s had Ruud zijn bijzondere huisdier niet gevonden. Na werktijd beleeft hij veel plezier aan het beest. Het is ook een dankbaar onderwerp voor zijn grote hobby: fotografie. Hij fotografeert het liefst vogels en vliegtuigen en de laatste tijd staat kraai Blackie vaak model.
Blijven werken zo lang het kan
Hoewel er niet veel zijn die het doen zoals hij, krijgt Ruud vaak positieve reacties op het feit dat hij nog steeds werkt. Zeker in een tijd waarin alles duurder wordt geven de meeste mensen hem groot gelijk. Ook zijn vrouw vindt het prima, die is er wel aan gewend dat haar man een bezige bij is. ‘Thuis kan ik ook niet stilzitten. Ik ben altijd in de tuin aan het werk. Of in die van de buurvrouw’, vertelt Ruud.
Aan mensen die net als Ruud graag willen blijven werken na de pensioenleeftijd zou hij willen zeggen: ‘praat erover met je werkgever en kijk samen wat er kan’. Buiten zijn, mensen ontmoeten, zich nuttig maken, Ruud zou er niet zonder kunnen. En voorlopig hoeft hij dat gelukkig ook niet.
Het vinden van goed geschoold personeel in de bouw is net als in veel andere sectoren al jaren een lastige klus. Toch is Buursema Bouwbedrijf de afgelopen vijf jaar meer dan verdubbeld, van bijna vijftig naar ruim 120 medewerkers. Volgens eigenaar Erik Buursema een kwestie van goede timing en wat geluk, maar hij werkt er ook hard aan om iedereen een baan te geven die echt bij hem of haar past en om, ondanks de snelle groei, een persoonlijk en gemoedelijk bedrijf te blijven.
‘We moesten wel groeien om in aanmerking te blijven komen voor interessante opdrachten’, zegt Erik Buursema over de snelle groei van zijn bedrijf. Buursema doet veel renovatie voor woningbouwcorporaties en projecten in de utiliteitsbouw, zoals ziekenhuizen, zwembaden en schoolgebouwen. Die opdrachtgevers vragen een bepaalde omvang van het bedrijf.
De bouwprojecten die Buursema uitvoert omvatten tegenwoordig meer dan alleen de bouwkundige kant. Klanten vragen het bouwbedrijf ook om voor, tijdens en na een project contact te onderhouden met bewoners en belanghebbenden, en dus heeft Buursema naast timmerlieden en uitvoerders bijvoorbeeld ook bewonersconsulenten in dienst.
Communicatief vaardige timmerlieden opleiden
Een timmerman moet bij Buursema niet alleen goed zijn in zijn vak, maar ook goed kunnen communiceren met bewoners. Daarom maakt Erik weinig gebruik van vaklieden uit het buitenland, zoals veel van zijn concurrenten. Liever leidt hij mensen zelf op. ‘Standaard zijn er zes mensen bij ons in opleiding, en de komende jaren willen we dit ophogen naar tien’, zegt Erik.
Een groot voordeel van zelf opleiden is dat je mensen meteen de normen en waarden van jouw bedrijf kunt meegeven. Bij Buursema is dat: ‘kijk door de bril van de klant van onze klant.’ Dat zijn dus de huurders van een woningcorporatie, de gasten op een vakantiepark, de patiënten in een ziekenhuis. Doordat je rekening met hen houdt, gaat een bouwproject soms wat minder snel, maar de klanten van Buursema waarderen deze werkwijze wel.
‘Onze werkwijze past niet bij iedereen’, beaamt Erik. ‘Er was een medewerker die zei: ik wil van begin tot eind een bouwproject meemaken. Van de eerste plannen tot het storten van de fundering tot uiteindelijk de afbouw en de oplevering. Binnen zulke nieuwbouwprojecten kun je als timmerman meer je eigen ding doen op bouwkundig gebied. Hij heeft de overstap gemaakt naar een bouwbedrijf dat meer gericht is op nieuwbouw.’ Aan de andere kant zijn onderhoudsklussen fysiek vaak wat lichter dan nieuwbouw, dus Erik maakt ook mee dat ervaren timmerlieden om die reden de overstap maken naar zijn bedrijf.
Van ’s avonds bijbeunen naar een vierdaagse werkweek
Ook in de bouw verandert de kijk op werk, volgens Erik: ‘Vroeger werkte iedereen veertig uur per week en als het nodig was werkten we over op zaterdag om de planning te halen. Vrijwel iedere timmerman beunde ’s avonds nog bij. Er werken bij ons een aantal zestigers die nu zeggen: ik ben vroeger te hard gegaan.’
Bij de jongere generatie willen meer mensen een vierdaagse werkweek. Er is een groep die bewust met balans, werkplezier en werkgeluk bezig is, al geldt dat niet voor alle medewerkers. Dus Erik probeert met iedereen het gesprek aan te gaan en zo veel mogelijk aan te sluiten bij de verschillende behoeftes.
Hardop dromen tijdens functioneringsgesprekken
‘Bij de afgelopen ronde functioneringsgesprekken hebben we aan alle medewerkers de vraag gesteld: wat zou je het liefste doen binnen onze organisatie? We hebben iedereen uitgedaagd om hardop te dromen en ook eens out-of-the-box te denken. Nu proberen we aan die wensen zo veel mogelijk invulling te geven’, vertelt Erik.
Het bedrijf is hierin nog lerende, maar Erik heeft al een paar voorbeelden waarbij dit gesprek tot een andere functie heeft geleid. Zo heeft een collega die de bonnenverwerking deed inmiddels een meer overkoepelende rol voor de drie administratieve teams. En een projectleider is weer teruggegaan van kantoor naar de bouw, als uitvoerder. Hij heeft weliswaar iets minder verantwoordelijkheden en heeft een stapje terug gedaan in loon, maar hij kan ook weer doen waar zijn hart ligt en heeft een betere werk-privébalans.
Hoe je het gesprek hierover voert en wat de uitkomst is, verschilt van persoon tot persoon. Bij de jongste generatie medewerkers pakt Buursema het anders aan. Erik: ‘Bij de jeugd stellen we niet de vraag: waar word je gelukkig van? Die laten we zoveel mogelijk verschillende dingen doen. Ook de minder leuke klusjes helpen om een voorkeur te ontwikkelen. En dan komen ze erachter dat er wel vier verschillende soorten timmerlieden bestaan: onderhoudstimmerman, nieuwbouwtimmerman, iemand die het leuk vindt om meters te maken en juist de creatieve knutselaar die zoveel mogelijk verschillende dingen wil doen.’
Van vader op zoon op dochters
Ook voor zichzelf is Erik op zoek naar een andere rol. Sinds begin dit jaar is er een nieuwe directeur die de dagelijkse aansturing van het bedrijf op zich neemt. En dus heeft Erik meer tijd voor de dingen die hij de afgelopen jaren te weinig heeft gedaan: klanten bezoeken, het initiëren van eigen werken, langsgaan bij projecten en de tijd hebben om medewerkers op de bouw te spreken.
Zijn twee dochters hebben aangegeven het bedrijf op termijn graag te willen overnemen. Ook hiervoor wil Erik te tijd nemen, zodat zij rustig in het bedrijf kunnen groeien en hij geleidelijk het stokje kan overdragen. Hij hoopt dat dit anders gaat dan toen hij twintig jaar geleden het roer overnam van zijn vader.
‘In 1998 kwam ik in het bedrijf werken als projectleider en in 2000 kreeg mijn vader een hersenbloeding. Dat was een moeilijke tijd, natuurlijk door wat er privé gebeurde, maar ik was er eigenlijk ook nog niet aan toe om het bedrijf over te nemen’, vertelt Erik. ‘Ik werd echt voor de leeuwen gegooid.’
De periode van 2000 tot 2003 was niet de mooiste periode voor Erik. ‘Mijn vader was ziek, het was hard werken en we verdienden weinig. Daarna begon het bedrijf wat te groeien en kreeg ik meer plezier in het werk. Ik kan heel erg genieten van mooie gebouwen die we gaan maken of een mooi renovatieproject. Ik geniet ervan als het loopt, maar ik vind het ook mooi als er een probleem is waarbij het uiteindelijk toch lukt een goede oplossing te vinden.’
Minder werkdruk en lucht in de dag
Aan stoppen denkt Erik nog lang niet, al vindt hij wel dat hij soms wat rustiger aan kan gaan doen. Drie keer per week werkdagen van veertien uur maken moet je niet te lang doen, weet ook Erik. ‘De werkdruk was op een gegeven moment te hoog, ook bij een aantal collega’s. Daar besteden we nu meer aandacht aan.’
Een goed gesprek voeren is hiervoor de eerste stap. Mag je ook een keer zeggen: ‘Vandaag lukt het niet meer, morgen ben je de eerste?’ Erik vindt van wel: ‘Als je dat goed uitlegt begrijpt een klant dat meestal wel. Zo kun je een beetje lucht in de dag maken voor jezelf.’
Verder groeien hoeft Buursema voorlopig niet meer. ‘Er ligt werk genoeg, maar als we de kwaliteit willen houden zoals we gewend zijn moeten we nu niet verder groeien. Het is al een klus om te zorgen dat je voldoende personeel houdt en het is nu eerst zaak dat we de organisatiestructuur aanpassen aan de groei die we hebben doorgemaakt’, legt Erik uit.
Groeien zonder je waarden te verliezen
Het familiebedrijf Buursema is niet meer hetzelfde als twintig jaar geleden. De bouw is veranderd en Buursema veranderde mee. Maar sommige zaken houdt Erik graag bij het oude. Zoals de aandacht voor mensen, of het nu klanten, klanten van klanten of medewerkers zijn. En daar is nu wat achterstallig onderhoud.
Door de snelle groei van het bedrijf in combinatie met het werken op afstand door corona is de saamhorigheid binnen het bedrijf minder sterk dan Erik graag zou willen. Leuke uitjes, zoals een motortoertocht met het hele bedrijf en teamuitjes voor de verschillende afdelingen, moeten dit saamhorigheidsgevoel weer versterken. Want de sfeer bij Buursema is nog steeds gemoedelijk, maar het is niet meer hetzelfde als tien jaar geleden.
Hoewel het nog niet zo ver is, fantaseert Erik soms al over de volgende stap. ‘Twee vrouwen aan het roer van een bouwbedrijf, de één bouwkundige en de ander technisch bedrijfskundige. Hartstikke leuk om daar alvast over na te denken.’ Het zal ongetwijfeld weer grote veranderingen met zich meebrengen. Maar de waarden van Buursema zijn alvast met de paplepel ingegoten.
Sanne Hoving
Dat de werkdruk in het onderwijs hoog is en het beroep van leerkracht zwaar, dat horen we vaker. Maar wat is er aan te doen? Tijd voor een positief verhaal, dachten ze bij scholengroep Vivente in Zwolle. En dus stelde het bestuur in mei 2021, midden in de coronacrisis, een coördinator werkgeluk en mentale veerkracht aan. De opdracht: het werkplezier in de hele organisatie vergroten en het onderwerp op alle niveaus in de organisatie blijvend op de agenda zetten.
Druk is goed
Twee dagen per week heeft Martijn Kist, die naast zijn werk voor Vivente nog een eigen coachpraktijk heeft, voor zijn functie van coördinator werkgeluk en mentale veerkracht. In die twee dagen coacht hij medewerkers, verzorgt hij teamtrainingen en ontwikkelt hij – samen met de afdeling HR – beleid gericht op duurzame inzetbaarheid en werkgeluk. Een drukke baan, maar dat is voor Martijn geen probleem.
‘Een drukke baan is niet erg’, legt hij uit. ‘Werk kost per definitie energie. Maar werk kan ook heel veel energie teruggeven. Een baan zonder werkdruk maakt je waarschijnlijk niet gelukkig. Iedereen heeft een bepaald niveau aan werkdruk nodig om überhaupt werkgeluk te kunnen ervaren.’
Zo lang Martijn het gevoel heeft dat het zinvol is wat hij doet, dat hij iets kan veranderen, vindt hij het juist fijn om het druk te hebben. Maar dan moet ook de directie bereid zijn te veranderen en het niet erg vinden een spiegel voorgehouden te krijgen. Martijn doet het niet voor de bühne.
Van woorden naar concreet beleid
Duurzame inzetbaarheid, werkgeluk, het zijn woorden die elke werkgever aangeeft belangrijk te vinden. Maar hoe geef je concreet invulling aan die begrippen? En hoe zorg je dat het beleid dat je erop maakt echt onderdeel wordt van de dagelijkse praktijk en van de cultuur van de organisatie? Martijn is er, aan het eind van zijn eerste jaar, nog niet helemaal uit. Maar er zijn wel een aantal stappen gezet.
De eerste stap: zijn aanstelling. ‘Het feit dat ik voor best wel lange tijd twee dagen per week beschikbaar ben om bezig te zijn met het onderwerp werkgeluk en mentale veerkracht laat zien dat het voor Vivente belangrijk is’, zegt Martijn hierover. Het onderwerp staat op de kaart, heeft een eigenaar en hoeft er niet ‘even’ bij gedaan te worden. Dit signaal wordt door medewerkers al enorm gewaardeerd.
Daarnaast heeft Vivente een ‘learning point’ ingericht (een digitaal portaal waar medewerkers zich kunnen inschrijven voor individuele coaching en workshops op het gebied van vitaliteit en werkgeluk), waarvoor Martijn met zijn collega’s van HR het aanbod up to date houdt.
Wat is het energieniveau in de organisatie?
Na een kennismaking op alle scholen is Martijn nu bezig met het opzetten van een medewerkersonderzoek waarin niet alleen de tevredenheid, maar ook de betrokkenheid en bevlogenheid van medewerkers wordt gemeten.
‘Ik wil weten wat het energieniveau is in de organisatie. Iedere medewerker krijgt een persoonlijk (en vertrouwelijk) rapport met tips en trucs voor zijn of haar eigen situatie. En wij krijgen per school en voor de hele organisatie inzicht in de bevlogenheid, betrokkenheid en werkdruk binnen het team’, legt Martijn uit.
Zo’n nulmeting doen is nog niet gemakkelijk, want de timing in het schooljaar maakt veel verschil voor de uitkomst. Een onderzoek in de laatste drukke weken voor een vakantie geeft heel andere resultaten dan aan het begin van het schooljaar, bijvoorbeeld.
En dan moet er ook nog iets met de uitkomsten worden gedaan, wat ook weer extra taken betekent voor de toch al zo drukbezette schooldirecteuren. Al is het natuurlijk wel de bedoeling dat op den duur ook hun werkplezier toeneemt door deze inspanningen.
Een definitie van werkgeluk
Toen Martijn net begon bij Vivente heeft hij verschillende mensen gevraagd wat ze van de term ‘werkgeluk’ vinden. Soms wordt er dan lacherig over gedaan, maar door erover te praten ontstaat er een werkbare definitie. Martijn: ‘Het is een trendwoord. Dat is fijn, want daardoor kan iedereen zich er iets bij voorstellen, maar zo’n woord dekt nooit de volledige lading. Ik denk niet dat je gelukkig wordt van het najagen van geluk. Voor mij gaat werkgeluk over zingeving. Doe ik waar ik voldoening uit kan halen? Hoe competent voel ik me? Kan ik mezelf ontwikkelen als medewerker?’
‘Ik krijg weleens het verwijt dat ik me teveel richt op het positieve stuk’, zegt Martijn. ‘Ik zie heus wel dat teveel werkdruk echt een risico is voor de gezondheid. En we hebben veel aandacht voor medewerkers die werkelijk last hebben van de werkdruk. Maar mijn ervaring is dat ook wanneer de werkdruk heel hoog is, er resultaten te behalen zijn door je te richten op werkgeluk.’
Door de kennis en het bewustzijn van medewerkers op het gebied van werkgeluk te vergroten, hoopt Vivente dat medewerkers eerder aan de bel trekken, zodat verlies van werkplezier of uitval door stress voorkomen kan worden.
Ook van leuk werk moet je uitrusten
Er moet wel balans zijn en tijd om te herstellen, zelfs wanneer werk heel zinvol en leuk is. En dat is precies wat het werk van leerkracht nu zwaar maakt. Want hoe herstel je als je de hele dag werkt in een volle klas met veel prikkels?
De maatschappelijke ontwikkeling dat ouders en kinderen mondiger zijn geworden kan door een cursus mentale veerkracht niet worden teruggedraaid. Het vak verandert. Dat betekent voor ervaren leerkrachten dat ze daar nieuwe vaardigheden voor nodig hebben, en voor startende leerkrachten dat ze vaak op zoek zijn naar hun eigen stijl en identiteit in het vak.
Het begint met motivatie
Voor Martijn begint het antwoord voor beide groepen met motivatie. Waarom ben ik docent geworden? Voel ik me verbonden met het hogere doel van de school en met het team? Eigenlijk zou dit al op de pabo aan bod moeten komen, vindt hij. ‘We hebben wel een reken- en taaltoets, maar is er ook een toets voor de motivatie?’
Vivente doet er alles aan om medewerkers met dit soort vragen te begeleiden. Voor startende leerkrachten is er vanaf dit schooljaar een programma met aandacht voor balans en zorgen voor jezelf. Met schooldirecteuren besteedt Martijn aandacht aan het bespreekbaar maken van werkdruk en werkgeluk. En individuele medewerkers kunnen, zonder tussenkomst van hun leidinggevende, zelf een afspraak maken met Martijn of een andere coach wanneer ze niet meer zo gelukkig zijn in hun werk.
Gelukkige docenten, beter onderwijs
Met meer trots, meer positiviteit en meer professionele autonomie hoopt Vivente het werk voor medewerkers zo prettig mogelijk te maken. In de hoop dat het bijdraagt aan het oplossen van de personeelstekorten in het onderwijs. Martijn: ‘Als je investeert in werkgeluk en mentale veerkracht gaat als vanzelf het verzuim omlaag en word je een aantrekkelijker werkgever.’
En nog belangrijker: het komt ten goede aan de kwaliteit van het onderwijs. Fitte, vitale, gemotiveerde docenten kunnen leerlingen makkelijker meenemen in hun ontwikkeling. Gelukkige docenten, beter onderwijs, geïnspireerde leerlingen. Dat is waar het uiteindelijk om gaat.
Sanne Hoving
Dat het nooit te laat is om je werkgeluk te vinden, bewijst het verhaal van Heleen. Ze werkte jarenlang bij de bakker, ontdekte haar talent bij Cvites en durfde het uiteindelijk aan om theologie te gaan studeren. Nu ondersteunt ze als kerkelijk werker mensen van alle leeftijden bij grote levensvragen. Het eerste beroep waar ze bewust voor heeft gekozen. Een laatbloeier, maar wel een stralende.
Heleen groeide op in Lemmer. Omdat de havo in Sneek was ging ze eerst naar de mavo in haar eigen woonplaats, dat scheelde een stuk fietsen en dat vonden haar ouders fijner voor haar. Vervolgens ging ze naar de havo met als doel pabo, maar bij de havo-examens ging het mis. ‘Faalangst was toen nog geen woord. Ik wist niet wat er aan de hand was maar examens maken lukte me gewoon niet’, vertelt Heleen.
Toen is ze, zonder havodiploma op zak, gaan werken bij een wijnhandel/slijterij. Het was een leuke werkplek, maar er was wel altijd dat knagende gevoel: dit had niet gemoeten, ik kan meer. Vervolgens werd Heleen fulltime moeder en deed ze vrijwilligerswerk, op de basisschool en in de kerk.
Een halfje bruin en een praatje
Toen de kinderen wat groter werden ging Heleen weer deeltijd aan de slag bij een bakkerij. Eerst in Marknesse en na een verhuizing in Hoogeveen. ‘Het werken bij de bakker was leuk. Mensen haalden een half brood, maar kwamen ook echt voor een praatje. Ik werkte in een buurtwinkel en kon daar vaak tijd voor maken, daar denk ik nog wel eens aan terug in mijn huidige werk’, vertelt Heleen.
De werkgever gaf geen vaste contracten, dus na drie jaarcontracten moest Heleen er een tijdje uit. Zo kwam ze via het UWV in aanraking met Cvites. Jobcoaches Gea Bausch en Agnes Kortwijk gaven trainingen in het Werkcafé in Hoogeveen en Heleen kon bij hen aan de slag als ondersteuner. Dit werk beviel haar zo goed, dat ze zelf ook wel jobcoach wilde worden.
Een studie theologie
‘Gea moedigde mij aan: doe een studie, je kunt het wel, bijvoorbeeld Personeel en Arbeid’, vertelt Heleen. ‘En toen dacht ik: als ik dan een studie ga doen wil ook echt doen wat er bij me past. Bij Cvites gold (en geldt) dat wat je de cliënten aandoet, je ook zelf moet ondergaan. Dus ik heb allerlei onderzoeken gedaan naar talenten en drijfveren en wat er steeds kwam bovendrijven was werk met een sociaal karakter in combinatie met mijn belangstelling voor theologie. Dus toen heb ik de keuze gemaakt voor hbo Theologie.’
Zonder havodiploma moest Heleen toelatingsexamen doen voor deze opleiding. Ze was bijna 50, en door haar levenservaring en vrijwilligerswerk was haar zelfvertrouwen zo gegroeid dat de faalangst geen rol meer speelde. Heleen: ‘Mede door al die onderzoeken bij Cvites wist ik: daar ligt mijn kracht. Daardoor stond ik veel sterker. Er is echt een periode voor en een periode na Cvites, ik weet veel beter wat ik wil.’
Ze begon de studie zonder doel, puur voor haar eigen ontwikkeling. ‘Op hbo-niveau is theologie een heel praktische opleiding, je kunt ermee aan de slag in de kerk, op scholen, in het jeugdwerk, bij het Leger des Heils. Het lijkt eigenlijk wel wat op Social Work, maar dan vanuit een religieus vertrekpunt’, vertelt Heleen.
Gesprekken met jong en oud
Met haar ervaring als vrijwilliger in het jongerenwerk was dat een logische eerste stap. Maar inmiddels doet ze veel meer, als kerkelijk werker voor een protestantse gemeente in Friesland. Van uitvaarten tot een huiswerkcafé, van gespreksgroepen en bijbelstudie tot bezoeken aan huis.
Hoewel ze in dienst is van de kerk, gaan lang niet alle gesprekken over het geloof. ‘God is wel de bron en de inspiratie van waaruit ik probeer te leven, maar het gaat tijdens mijn werk vooral over wat mensen meemaken tijdens hun eigen leven. Tijdens ups en downs loop ik een tijdje met mensen op en probeer hen bij te staan waar ik dat kan’, vertelt Heleen.
‘Ik ga ook wel voor in diensten, maar het meeste geluk haal ik uit de één-op-één gesprekken met mensen’, zegt Heleen. Dan maakt ze bijvoorbeeld een levensverhaal samen met een oudere, of voert ze gesprekken met een meisje van twaalf dat worstelt met haar identiteit. In dat één-op-één contact is er ook meer ruimte voor nuance, voor verschillende interpretaties van het geloof.
Contact in plaats van hiërarchie
Over die verschillende interpretaties zegt Heleen: ‘Ik vind de kerk een hele fijne plek om te werken. Het geloof steunt mij echt in mijn werk. Ik probeer altijd zo dicht mogelijk bij mezelf te blijven en te leven vanuit mijn hart. Natuurlijk sta ik ook open voor andere interpretaties van het geloof, zolang het maar niet veroordelend is. Ik vind het belangrijk om iedereen in zijn waarde te laten.’
De verbinding met de kerk kan ook remmend werken in het contact met mensen, vertelt Heleen. ‘De kerk is echt een instituut. Mensen zetten het op een voetstuk, of veroordelen het. Ik heb een hele positieve, open geloofsbeleving en probeer mijn werk zo in te richten dat de kerk niet gaat over een formeel instituut of hiërarchie, maar over samen doen en in verbinding blijven.’
Zorgen voor anderen is ook zorgen voor jezelf
Als kerkelijk werker heeft Heleen geen gemakkelijke baan. Mensen met wie het goed gaat hoeven geen kopje thee met haar te drinken. Vaak zijn het mensen die te maken hebben met ziekte, dood, depressie, een moeilijke thuissituatie. Het ritje vanuit Friesland helpt Heleen om de zorgen van anderen niet mee te nemen naar huis.
Heleen: ‘Als ik de auto op de oprit parkeer voelt het alsof God tegen mij zegt: “het is mijn kerk, jij mag gaan slapen.” Anders houd je het denk ik niet vol. Ik kan niet alle zorgen van de mensen die ik spreek in mijn eigen rugzak houden. Ik mag ze bij God neerleggen en zelf lekker gaan slapen om de volgende dag weer fris aan het werk te gaan.’
Of het nu achter de toonbank is bij de bakker, in het Werkcafé van Cvites of in haar huidige baan: de rode draad voor Heleen is dat ze altijd naar anderen heeft omgekeken. En sinds een paar jaar zorgt ze ook goed voor zichzelf: ‘Voor mezelf zorgen om voor anderen te kunnen zorgen, dat heb ik ontwikkeld. Je moet wel lekker in je vel zitten om dit werk te kunnen doen.’
© 2024 Cvites B.V.
Foto's: Reina de Vries, Jennet Haar Fotografie, De Foto Firma Studio en Agnes Bos | Fotografie - Website: Webba